Nieuws Over Informatie Gesproken
Ruimte voor proactieve dienstverlening in de AVG en de Awb

We spraken Fatma Çapkurt, Universiteit Leiden over haar onderzoek “Ruimte voor proactieve dienstverlening in de AVG en de Awb.” Daarin onderzoekt zij hoe de overheid, binnen bestaande privacyregels, burgers actiever kan helpen hun rechten te realiseren. Lees hieronder het volledige interview.
Wat was de aanleiding om je juist met dit onderzoek bezig te gaan houden?
De overheid ondersteunt burgers met een laag inkomen via verschillende inkomensvoorzieningen, zoals uitkeringen en toeslagen. In de praktijk blijkt echter dat veel mensen die recht hebben op deze regelingen er geen gebruik van maken. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO). Deze regeling is bedoeld voor ouderen meteen onvolledig pensioen: hun inkomen wordt hiermee aangevuld tot het sociaal minimum.
Toch blijkt uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer dat duizenden ouderen in armoede leven omdat zij geen AIO aanvragen, terwijl ze er wél recht op hebben. Volgens de Nationale ombudsman komt dit deels doordat veel ouderen niet op de hoogte zijn van het bestaan van deze regeling. Daarnaast zijn er ouderen die de aanvraagprocedure ingewikkeld vinden of vrezen dat zij later geld moeten terugbetalen, waardoor zij bewust afzien van een aanvraag.
De uitvoering van de AIO ligt bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Deze organisatie kan echter niet actief achterhalen welke burgers mogelijk recht hebben op de AIO maar deze niet ontvangen. Dit komt doordat de SVB geen toegang heeft tot inkomensgegevens, aangezien deze gegevens worden beheerd door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Het UWV mag deze gegevens, vanwege de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), niet zomaar delen met de SVB. Hierdoor is het voor de SVB vrijwel onmogelijk om burgers proactief te benaderen over hun mogelijke recht op inkomensondersteuning.
Het probleem van niet-gebruik beperkt zich niet tot de AIO alleen. Ook bij andere regelingen, zoals toeslagen en bijzondere bijstand, blijft een aanzienlijk deel van de doelgroep verstoken van ondersteuning. Het Centraal Planbureau (CPB) schatte in een rapport uit maart 2025 dat het totale niet-gebruik van toeslagen in 2021 neerkwam op meer dan één miljard euro. Dit wijst op een structureel probleem in het sociaal beleid: regelingen zijn er wel, maar bereiken lang niet altijd de mensen voor wie ze bedoeld zijn. Dat is heel schrijdend en bij uitstek een voorbeeld van rechtsstatelijk falen.
Wat trekt jou persoonlijk of inhoudelijk aan in dit vraagstuk?
Wat mij in dit vraagstuk bijzonder aanspreekt, is dat het raakt aan de kern van de verhouding tussen burger en overheid het is een thema dat centraal staat binnen het staats- en bestuursrecht.
Tijdens mijn werk als lid en plaatsvervangend voorzitter van de Staatscommissie Rechtsstaat (2023-2024) heb ik van dichtbij gezien hoe kwetsbaar het vertrouwen van burgers in de overheid kan zijn wanneer de uitvoering tekort schiet. Het niet-gebruik van inkomensondersteunende regelingen, zoals de AIO, is een pijnlijk voorbeeld van rechtsstatelijk falen: de wet biedt rechten en voorzieningen, maar in de praktijk blijven deze voor velen onbereikbaar. Dat ondermijnt zowel de sociale als de normatieve legitimiteit van de overheid.
Juist daarom vind ik het van groot belang dat dit soort vraagstukken grondig worden onderzocht. Ze laten zien hoe formele regels, uitvoeringspraktijk en een rigide interpretatie van privacywetgeving soms met elkaar botsen, met als gevolg dat burgers in kwetsbare posities buiten de boot vallen. Door deze problematiek in kaart te brengen en te analyseren, kunnen we bijdragen aan een beter functionerende rechtsstaat, één die niet alleen op papier, maar ook in de praktijk recht doet aan burgers.
Voor wie is dit probleem het meest urgent en waarom?
Het probleem is urgent voor de rechtsstaat zelf. Het niet-gebruik van voorzieningen betekent dat het recht in de praktijk niet wordt gerealiseerd, ondanks dat de wet het formeel wel garandeert. Dat tast het vertrouwen van burgers in de overheid aan en ondermijnt de legitimiteit van het stelsel van sociale zekerheid. Een overheid die niet in staat is om burgers effectief toegang te geven tot hun rechten, faalt in een van haar kerntaken: het waarborgen van gelijke toegang tot publieke voorzieningen en bescherming van kwetsbare groepen.
Wat zijn de maatschappelijke gevolgen als we hier niets mee doen?
Als we niets ondernemen, zullen de maatschappelijke gevolgen zich op meerdere niveaus manifesteren, dit zal op verschillende gebieden gebeuren: individueel, sociaal en institutioneel.
1. Toename van armoede en ongelijkheid
Wanneer burgers die recht hebben op inkomensondersteuning deze niet benutten, neemt de armoede onder kwetsbare groepen verder toe. Daarmee groeit de klooftussen burgers die wél hun weg weten te vinden in het stelsel en zij die dat niet kunnen.
2. Erosie van vertrouwen in de overheid
Als burgers ervaren dat regelingen niet bereikbaar of begrijpelijk zijn, of dat de overheid hen niet actief helpt hun rechten te realiseren, ondermijnt dat het vertrouwen in de overheid. Dit wantrouwen kan zich uitbreiden naar andere domeinen van beleid en uitvoering. De toeslagenaffaire heeft al laten zien hoe schadelijk dat verlies van vertrouwen kan zijn, zowel voor individuele levens als voor het gezag van de overheid in bredere zin.
Wat hoop je concreet te veranderen of in gang te zetten met dit onderzoek?
Met dit onderzoek wil ik concreet inzichtelijk maken welke ruimte er binnen de bestaande wettelijke kaders, met name de Algemene wetbestuursrecht (Awb), de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en relevante sectorale wetgeving, al bestaat om gegevensdeling tussenbestuursorganen mogelijk te maken.
Mijn doel is om te laten zien dat binnen deze kaders meer ruimte bestaat dan vaak wordt verondersteld, mits zorgvuldig wordt omgegaan met de beginselen van proportionaliteit, doelbinding en rechtsbescherming. Daarmee sluit mijn onderzoek aan bij de constatering van de Algemene Rekenkamer in haarbrief uit 2023, waarin zij opmerkt dat overheidsinstanties vaak terughoudender omgaan met de AVG dan strikt noodzakelijk is, en dat de regelgeving juist méér ruimte biedt voor gegevensuitwisseling in het publieke belang dan in de praktijk wordt benut. Door deze juridische ruimte helder te analyseren en te concretiseren, hoop ik bij te dragen aan een meer proactieve vorm van overheidsdienstverlening, waarin burgers niet afhankelijk zijn van hun eigenkennis of assertiviteit om hun rechten te kunnen effectueren.
Op die manier wil ik het debat en het beleid verschuiven van een rigide toepassing van de AVG naar een verantwoord en burgergericht gebruik van gegevens, dat in dienst staat van bestaanszekerheid en de versterking van de rechtsstaat.
Wat zijn de vervolgstappen die je gaat ondernemen na het afronden van het onderzoek, waar gaat het landen?
Op dit moment wordt binnen de rijksoverheid op verschillende fronten nagedacht over proactieve dienstverlening. Zo is het wetsvoorstel Proactieve Dienstverlening SZW recent aan de Tweede Kamer aangeboden, waarmee een juridische basis wordt gelegd voor gegevensdeling en samenwerking tussen uitvoeringsorganisaties. Ook binnen het Ministerie van Financiën heeft men oog voor proactieve dienstverlening. Tevens is in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie vastgelegd dat er een bestuurlijke visie op proactieve dienstverlening wordt ontwikkeld. Met mijn onderzoek wil ik aansluiten bij en bijdragen aan deze lopende ontwikkelingen, onder meer door middel van publicaties, annotaties en rapporten die richting geven aan de juridische mogelijkheden binnen de bestaande kaders.
